Een persoonlijke ervaring met de manier waarop in Nederland journalistiek wordt bedreven of: een voorbeeld van hoe een criticus vakkundig wordt zwart gemaakt.

door Paul Frentrop

Het is al weer meer dan tien jaar geleden dat ik in goede harmonie ontslag nam bij NRC Handelsblad, waar ik lang met plezier als redacteur had gewerkt en vele vrienden achter liet. Lezer bleef ik, maar de afgelopen jaren vond ik de krant afglijden. Enige correspondentie daarover bleek vruchteloos. De hoofdredacteur sloot die af met het verzoek of ik de discussie buiten de deur voort wilde zetten. Dus publiceerde ik vorig jaar in HP de Tijd, onder de titel 'Er is iets mis met NRC Handelsblad' een artikel, waarin ik op basis van citaten uit die krant enkele misstanden aantoonde.

Het is in Nederland niet gebruikelijk dat er kritiek op kranten wordt geleverd, maar toch besteedden andere kranten en tijdschriften nauwelijks aandacht aan het artikel. Er leek wel een geheim niet-aanvalsverdrag te bestaan, in de toch zo aan pluriformiteit gehechte pers. Ook de hoofdredactie van NRC Handelsblad reageerde niet, op één uitzondering na. De publieke omroep leek zijn bestaansrecht te bewijzen. Op de dag na publicatie werd ik gebeld door het Radio-1 radioprogramma Kunststof. Frénk van der Linden wilde graag live met mij spreken over het artikel. Of ik om zeven uur aan de telefoon wilde komen. Dat wilde ik wel. Kort voor de uitzending werd ik gebeld met de vraag of ik er bezwaar tegen had dat Folkert Jensma, de hoofdredacteur van NRC Handelsblad, ook telefonisch aan het gesprek zou deelnemen. Dat had ik natuurlijk niet.

Om zeven uur ging de telefoon. Het was Frénk van der Linden. Die begon het gesprek na een korte inleiding met de vraag: "Mijnheer Frentrop klopt het dat U onlangs nog gesolliciteerd hebt bij NRC Handelsblad?"
Nogal verbaasd antwoordde ik: Neen, hoe komt U daarbij. Ik heb jaren geleden mijn ontslag genomen bij de krant.
Van der Linden: Ik heb het uit betrouwbare bron.
Wie is die bron dan, vroeg ik.
Dat kan ik niet zeggen, zei Van der Linden, maar de bron is betrouwbaar. Vervolgens vroeg hij aan Folkert Jensma of ik bij NRC Handelsblad gesolliciteerd had. Die zei dat hem daar niets van bekend was. Logisch, want ik had het niet gedaan.

Wie schetst mijn verbazing toen ik onlangs een verslag las van een bijeenkomst aan de Universiteit van Leiden waar 'meesterinterviewer' Frénk van der Linden aan de studenten Journalistiek en Nieuwe Media de geheimen van het vak prijs gaf. Daarin geeft Van der Linden toe dat hij wel eens foutjes maakt. Onder andere in mijn geval. Hij openbaarde ook een geheimpje. Van der Linden vertelde de studenten wie zijn anonieme bron destijds was geweest. In het verslag van zijn college staat te lezen: Hoofdredacteur van NRC Handelsblad Jensma had eerder op de dag tegen een redacteur van Van der Linden gezegd dat Frentrop minder dan twee jaar geleden nog had gesolliciteerd bij dezelfde krant. Dat Frentrop deze aantijgingen zou ontkennen was te verwachten. Maar dat Jensma live in de uitzending ook zou ontkennen, daarop had Van der Linden niet gerekend. "En dat was fout van mij".

Kijk eens aan. De bron van het valse gerucht was de door mij in HP de Tijd bekritiseerde hoofdredacteur zelf. Maar hij ontkende de "aantijging" waar Van der Linden het gesprek over het HP de Tijd artikel mee opende, toen het hem publiekelijk op de man af werd gevraagd.
Toen wist ik dat niet. Maar de 'meesterinterviewer' wist het wel. Hij had dus een mooi primeurtje te pakken. Hij had alleen maar aan Jensma hoeven vragen, waarom ontkent U nu live op de radio wat U vanmiddag over de telefoon aan mijn medewerker heeft verteld? Dan had hij niet alleen feitelijk vast kunnen stellen dat de aantijging onjuist was, maar tevens iets kunnen constateren wat voor het onderwerp relevant was. Namelijk dat de hoofdredacteur van een vooraanstaande krant in het geniep valse geruchten verspreidt om de motieven van iemand die het waagt hem te bekritiseren in een kwaad daglicht te stellen.

Maar Van der Linden liet deze kans lopen. Hij ging gewoon verder en bood mij aan het eind van het gesprek zijn excuses aan. Waarvoor precies was me niet zo duidelijk, want de volgende dag belde hij me weer om te vragen of ik nog een keer op de radio wilde komen. Ik zei dat wel te willen doen, maar alleen als ik dan geen anonieme aantijgingen te verduren zou krijgen, maar de persoon die ze uitte met naam en toenaam bekend zou zijn. Die toezegging kreeg ik van Van der Linden, die overigens vond dat ik niks te klagen had over de manier waarop ik in de eerste uitzending behandeld was: "Ik heb toch publiekelijk mijn excuses aangeboden. Dat is niet niks." Maar vlak voordat de tweede uitzending zou beginnen belde hij me weer met de woorden: "Mijnheer Frentrop, U hebt geluk gehad, het interview gaat niet door." Er bleek belangrijker nieuws te zijn.

Ik begreep wel dat er belangrijker zaken zijn, maar niet waarom ik geluk had gehad als ik niet nog een keer geïnterviewd zou worden. Ik had immers niets gedaan wat het daglicht niet kon velen. Ik had alleen maar een kritisch stuk over NRC-Handelsblad geschreven. Wel heb ik een vermoeden waarom Van der Linden handelde, zoals hij deed. Tijdens de eerste uitzending vroeg ik hem al, gepikeerd door zijn poging mij als rancuneus af te schilderen: "Mijnheer Van der Linden klopt het dat U medewerker van NRC Handelsblad bent?" Heel even was het stil. Toen klonk het: "Ik schrijf voor een heleboel bladen. Mijn laatste bijdrage aan NRC Handelsblad is van maanden geleden."

Onlangs hoorde ik dezelfde Van der Linden bij het Tros radioprogramma Forum geïntroduceerd worden als "Frénk van der Linden van NRC en Nieuwe Revu." Hij sprak dat toen niet tegen. Geen wonder dat de hoofdredacteur van NRC Handelsblad alleen onder regie van Frénk van der Linden met mij in discussie wilde gaan. Daar had hij niets te vrezen. En Jensma kon weten dat Van der Linden als 'his masters voice' de valse aantijging publiek zou maken, die hijzelf die middag had gefabriceerd.

Ik moet zeggen dat ik zoiets van Folkert Jensma niet had verwacht. Mijn mening over hem moet ik herzien. Van meer algemeen belang is dat Frénk van der Linden aan studenten journalistiek en nieuwe media vroom mag vertellen dat respect voor de geïnterviewde en een goede voorbereiding het belangrijkste zijn voor een goed interview. Vooral een goede voorbereiding. Van beide was in mijn geval geen sprake. Van een smerig opzetje wel. Want Van der Linden had - als hij te goeder trouw was - me natuurlijk ook 's middags vóór de live uitzending al kunnen vragen of wat zijn medewerker van de tegenpartij had gehoord, juist was. Dat heet hoor en wederhoor. Maar Van der Linden stond zonder dat de luisteraar dat mocht weten aan de kant van Jensma, die smakelijke opdrachten heeft te vergeven. Ook later bleek dat, toen hij de studenten leerde: "Dat Frentrop de aantijgingen zou ontkennen was te verwachten." Waarom was dat te verwachten? Als ik echt gesolliciteerd had zou ik dat toch niet ontkennen.
Solliciteren is geen misdaad en een valse ontkenning zou me niet baten. De hoofdredacteur had me dan te kijk kunnen zetten. De enige reden waarom Van der Linden zou kunnen verwachten dat ik de aantijgingen zou ontkennen is dat hij wist dat die aantijgingen onjuist waren! En als dat zo is lijkt zijn hulp aan de bekritiseerde NRC-hoofdredacteur juist een verkapte sollicitatie naar meer werk voor die krant.

Het stoort mij dat een medewerker van de publieke omroep dermate afhankelijk is van de hoofdredacteur van een commerciële krant dat op de publieke omroep geen ruimte is voor kritiek op zo'n krant. Integendeel. Dat daar een criticus op geniepige wijze verdacht mag worden gemaakt.

Dat van belastinggeld iemand betaald wordt die het gepast acht om in reactie op openbare kritiek een anonieme beschuldiging de lucht in te zenden, terwijl zijn anonieme bron aan tafel zit om daar zogenaamd op te reageren, doet denken aan de manier waarop de politie vóór Van Traa met anonieme getuigen omging. Sindsdien is dat de politie verboden.

Het verslag van Van der Linden's optreden op de universiteit eindigt met:
"De talloze vragen van de interviewers-in-opleiding van Journalistiek en Nieuwe Media verleidden Van der Linden tot openhartige antwoorden. Het eerste seminar van deze PraktijkStudie levert zo een goed inzicht van de mogelijkheden en paradoxen van het interviewersvak."

Bovenstaande is slechts bedoeld om geïnteresseerden een nóg beter inzicht te bieden in de Nederlandse journalistiek, waar belangenverstrengeling die in elke andere bedrijfstak met afschuw aan de kaak zou worden gesteld, volstrekt gangbaar is. Ik heb niet de illusie dat deze anekdote voor de publieke omroep aanleiding zal zijn Van der Linden de hem toebemeten podia te ontnemen. Wel ga ik er van uit dat we in NRC Handelsblad nog vele door Van der Linden afgenomen interviews zullen lezen.

Paul Frentrop

PS Geconfronteerd met het bovenstaande beweerde Van der Linden eerst dat hij tegen de studenten niet had gezegd dat Jensma zijn bron was. Die uitspraak trok hij echter weer in, na overleg met de organisatoren van de opleiding. (Huidige stand van zaken van Van der Lindens geheugen: "Ik had onzorgvuldig geformuleerd").Vervolgens belde hij me op om omstandig uit te leggen dat hij was blindgevaren op zijn redactie ("Ik kan natuurlijk niet alles zelf doen, ik krijg maar 400 gulden voor zo'n uitzending"). Volgens hem had de redactie met meerdere bronnen afspraken gemaakt over anonimiteit en had hij slechts een papiertje voor zich gekregen met daarop dat anonieme bronnen beweerden dat ik bij NRC Handelsblad had gesolliciteerd. Dat verhoudt zich echter slecht met zijn tijdens de uitzending herhaaldelijk gedane verzekering dat zijn bron (enkelvoud) betrouwbaar was. Hoe kon hij dat zo stellig zeggen, als hij de bron(nen?) niet kende? Tenslotte is het natuurlijk bizar dat anonimiteit zou moeten worden toegezegd aan mensen die beweerden dat ik bij NRC Handelsblad had gesolliciteerd. Ik ben toch geen gevaarlijke crimineel van wie represailles zijn te verwachten. Van der Linden zegt nu mij te geloven. Maar ik geloof hem niet.

Paul Fentrop
(bron: www.theovangogh.nl)